Jhr. Dirk van Foreest (1862-1956), de schaker

SCHAKEN

(Klik hier voor Dirk van Foreest arts en hier voor bestuurder)

Jonkheer Dirk van Foreest (geboren in de Haarlemmermeer op 3 mei 1862 en overleden in – Oosthuizen, 24 februari 1956)

Dirk werd geboren als zoon van Hendrik Albert van Foreest en Engelina Arnoldina Quanjer. Hij was getrouwd met Titia Agatha van Ringh (1860-1922). Zij kregen 6 kinderen.

Dirk en zijn broer Arnold leerden schaken van hun vader. Na de overplaatsing van zijn vader naar Wormerveer ging Dirk naar de H.B.S. in Zaandam en werd lid van de Beemster schaak- en damvereniging Aris de Heer. Hij studeerde  medicijnen aan de Universiteit van Amsterdam. Op 19-jarige leeftijd werd hij lid van de Amsterdamse schaakvereniging V.A.S., waar hij meteen clubkampioen werd met 32 punten uit 34 partijen na zijn afstuderen in 1887 vestigde hij zich als arts in Heemskerk, en later in Oosthuizen. Hij was van 1884 tot 1889 actief als schaker, en hij won driemaal achtereen het Nederlands schaakkampioenschap, in 1885, 1886, en 1887.

D en A vF

NK 1887

Zittend van links naar rechts: Rothe en Dirk van Foreest

Staand van links naar rechts: Tresling, Olland en Arnold van Foreest

Bron: Historische website van SC Utrecht

Wegens zijn drukke artsenpraktijk stopte hij met het schaken en deed niet meer mee aan toernooien en kampioenschappen. Wel bleef hij tot op hoge leeftijd bezig met zijn schaaksport, onder meer door partijen te analyseren voor het bondsblad, door deel te nemen aan het correspondentieschaak en door het componeren van schaakproblemen. Na zijn pensionering in 1928 verhuisde hij naar Bussum, waar hij lid werd van het Bussum’s Schaak Genootschap.

Dirk van Foreest is in 1956 overleden en is in zijn oude woonplaats Oosthuizen ten grave gedragen.

DvF Hulde

Een Hulde aan Jhr. Dr. Dirk van Foreest, nestor der Nederlandsche schakers

Ter gelegenheid van zijn 80ste verjaardag schreef Lodewijk Prins een boek met de titel:

Een Hulde aan Jhr. Dr. Dirk van Foreest’, uitgegeven door Uitgevers-Maatschappij  De Tijdstroom te Lochem in 1945.

  • Uit: Woord ten geleide, door jhr. Dr. D. van Foreest (Den Haag, September 1945)

Toen ik, na neerlegging mijner praktijk, mij in Augustus 1928 te Bussum vestigde en veel vrijen tijd tot mijn beschikking kreeg, heb ik van talrijke partijen, die ik in mijn studentenjaren had gespeeld en genoteerd, de belangrijkste in een losbladig boek verzameld en van opmerkingen voor zien. Het was slechts voor eigen genoegen, dat ik die verzameling heb aangelegd en ik had volstrekt niet de bedoeling die toen of later te publiceeren, mij er ter dege van bewust zijnde , dat weinig waarde mag gehecht worden  aan de misschien iets meer dan middelmatige schaakprestaties van een amateur. Doch het is anders gelopen dan ik had gedacht.

Het Bestuur van den Nederlandschen Schaakbond toch heeft enkele jaren geleden, toen ik bij gelegenheid van mijn tachtigsten verjaardag in het Nationale Schaakgebouw in Den Haag ben gehuldigd, den wensch uitgesproken, dat, zoodra de tijdsomstandigheden het zouden toelaten, eenige van mijn partijen uit die verzameling, door vooraanstaanden op schaakgebied nader gecommentarieerd, in druk zouden verschijnen (Zie Tijdschrift van de Nederlandschen Schaakbond, Mei 1942, het artikel van den heer Eggink). Dit is nu gebeurd.

Ik wil hier den commentator, den heer Lod. Prins grooten lof toebrengen voor de voortreffelijke wijze, waarop hij zich van zijn taak heeft gekweten en hem daarvoor hartelijk dank zeggen. En ik hoop ten slotte, dat het naspelen van de partijen in dit weerkje den schaakliefhebber een inzicht zal geven in het schaakspel hier te lande, ruim een halve eeuw geleden, en hun daarnaast ook nu en dan oogenblikken van onverdeeld schaakgenot zal verschaffen.

  • Uit : de bijdrage van Mr. G.C.A Oskam

‘Van Foreest had niet van die geleerddoenerij, hij zal dat ook als arts niet hebben gehad, niet meer boekenkennis dan noodig was maar een perfecte klinische blik.’

‘Er is in beginsel geen verschil tusschen de werkwijze van den geneesheer en de denkwijze van de schaakspeler. Wij weten reeds lang dat de kunst is vele symptomen te kennen, te herkennen en dan te combineeren. De herkenning van eigenaardigheden van den patiënt , van de zwakke punten van zijn gezondheidstoestand, van de afwijkingen van het normale, leiden tot de diagnose, en van daar tot de therapie is slechts een stap. Zoo is het ook in de schaakpartij: men moet de zwakten zien, en daar daaruit de gevolgtrekkingen maken. Het onderscheid met de medische handeling is alleen het doel: bij de eene de dood, bij de andere de bestrijding van den dood.’

‘Het geluk, geluk voor hem en geluk voor ons, heeft gewild, dat Dr. Van Foreest de ontwikkeling van het schaken heeft mogen zien. Toen hij in 1928 de medische prakrijk en een schaak-otium van 40 jaren opgaf, zag hij in de schaakwereld aan, al wat hij gemaakt had, en zie het was zeer goed.’

‘En moge dit inleidend woord tot een bloemlezing uit zijn partijen den bescheiden Meester weer doen inzien dat wij, grijze jongeren, heel goed weten wat de Nederlandsche Schaakgemeente aan hem te danken heeft.’

  • Uit: de bijdrage van Dr. Niemeijer ; D. van Foreest als probleemcomponist

‘Het is verwonderlijk dat in de jaren 1875-1893 de schaakproblematiek, die meer dan het partijspel inspiratie put uit gepubliceerde schaakstellingen, in dien aan schaakliteratuur zoo armen tijd niet ten onder is gegaan en het is merkwaardig dat zulk een sterk partijspeler als D. van Foreest juist in die jaren aandacht aan de schaakprobleemkunst heeft besteed. Sterke partijspelers, die zich min of meer intensief met het schaakprobleem hebben bezig gehouden zijn er altijd geweest – namen als Lasker, Teichmann, Schlechter, Reti, Weenink, e.a. zijn daar om dit te bewijzen -, maar zij allen deden dit in een tijd dat het schaakprobleem in het brandpunt van de belangstelling stond. Het opmerkelijke van D. van Foreest is nu, dat hij zich verdiepte in het schaakprobleem in een tijd, dat het werd verwaarloosd.

  1. Van Foreest, 1882 gepubliceerd in het Tijdschrift van den N.S.B. nr. 1645, September 1905

dirk 4

Mat in 2 zetten, wit aan zet

  • Uit: het voorwoord van Dr. Euwe

Niet gaarne zou ik de gelegenheid verzuimen enkele woorden van hulde bij te dragen tot dit gedenkboek.

Jhr. Dr. D. van Foreest, in beslag genomen door beroepsbezigheden, heeft in zijn tijd een der eerste plaatsen in het schaakleven van ons land weten te verwerven. Zijn stijl en vindingrijkheid zijn van dien aard dat men zonder aarzeling kan vaststellen: met wat meer en geregelder practijk zou hij tot de vooraanstaande schaakmeesters van de wereld hebben behoord.

De lezer zal de partijen van deze bloemlezing, op zoo voortreffelijke wijze door den heer Lod. Prins geannoteerd, zonder twijfel met genoegen en profijt naspelen.

  • Uit: het voorwoord van Lodewijk Prins

De vervaardiging van deze bloemlezing was in hoofdzaak een kwestie van drie factoren: selecteeren, analyseeren en instrueeren. Dank zij jhr. Van Foreests privé-verzameling, mij welwillend ter inzage toegezonden, was selecteeren slechts een proces van wikken en wegen. Behalve de acht partijen door dr. Euwe in het ‘Tijdschrift’ van Mei 1942 gepubliceerd meen ik wel alles te hebben afgezonderd dat in aanmerking kwam om in een boekje als dit te worden opgenomen. Het analyseeren was als gewoonlijk een ongemeen tijdrovende bezigheid en wat het instrueeren betreft, ik heb niet alleen getracht de verdiensten van den held van dit boek in het licht te stellen maar ook, de aanteekeningen een les te laten zijn die zoowel sterken als zwakken spelers ten nutte kan strekken. Moge het den hoogbejaarden meester voldoening schenken zijn partijen na een halve eeuw te zien herdrukt ter veredeling van het schaakleven dat eens onder zijn invloed uit de windselen is gegroeid.

Partijfragment

Een fragment uit een partij gespeeld met wit tegen R.J. Loman te Amsterdam in 1888 met analyses van dr. Euwe.

dirk 1

  1. Tg1-g4!!

Een prachtige valstrik. De op het eerste gezicht onschuldige kasteelzet ontpopt zich als een inleiding tot een scherp gepointeerde combinatie. Het is een kenmerk van groote schakers, dat zij juist in eindspelen met beperkt materiaal hun combinatoire talenten ten volle weten te ontplooien.

  1. 31. …. Tb2xa2? (juist was …Te2+, 32. Kd1, Pe3+)
  2. d4-d5! Zie diagram hieronder

dirk 2

Dwingt den zwarten raadsheer het kruispunt c4 op te geven. Van c4 werd zoowel veld g8 bestreken, ter dekking van het mat, als veld e2, ter verhindering van Re5, waarop Te2+ benevens Pe3+ kon volgen.

  1. …. Rc4xd5
  2. Rf4-e5! (Dreigt in de eerste plaats 34. Pd5:+, maar bovendien ook 34. Pd7+ ( 34. …Kh7, Pf8 mat)

Zwart gaf het dan ook op.

Tot slot schrijft dr. Euwe nog het volgende:

Deze partijen geven ons niet alleen een goed beeld van den stijl van dr. Van Foreest, maar getuigen ook van een instelling tegenover het schaken, die iederen jongen speler tot voorbeeld kan dienen: geen vrees voor moeilijke varianten, voor complicaties en combinaties; de strijd wordt bij elke gelegenheid met vreugde aanvaard en het succes gezocht, niet in het vermijden, doch in het oplossen der problemen en moeilijkheden.

 

Wie schaakt moet mat verwachten

(uit: De Tijd: godsdienstig staatkundig dagblad, 3 maart 1956)

Deze kop stond boven het artikel naar aanleiding van het overlijden van Dirk van Foreest en ik geef de inhoud hiervan onverkort weer.

Deze week kwam het bericht, dat jhr. dr. D. van Foreest op 93-jarige leeftijd is overleden.

Doordat hij zo’n hoge leeftijd bereikte, heeft hij volledig de opkomst van het schaakspel in Nederland kunnen medemaken. Zonder overdrijving kan men zeggen dat de geschiedenis van het koninklijke spel hier in de Lage Landen zijn begin neemt bij Dirk van Foreest. Zeker, ook vóór die tijd speelde men hier schaak, er zijn ook voor hem matadors geweest, maar dat was de tijd, dat door draaiing van een pion de voorzet bepaald werd. Bleef de kop op een wit veld liggen, dan begon wit, in het andere geval begon zwart. Zelfs heerste er omtrent de spelregels nog wel eens verschil van mening. In een oud leerboekje in de Nederlandse taal vonden wij: „Als ene partij de andere mat geeft, zonder zulks te bemerken, moet de ander als winnaar betracht worden.” En ook: „Wanneer ene partij zo gemanoeuvreerd heeft, dat hij de ander in verlegenheid van zetten gebracht heeft, staat de ander Pat en heeft de partij gewonnen.”

Men speelde het schaakspel, zoals men domino of halma speelde. Hij, die een beetje nadacht, gold als een meester maar ook als vervelend.

Van Foreest was eigenlijk de eerste, die een landelijke  beroemdheid werd. Door het geven van simultaanvoorstellingen stimuleerde hij het schaakleven enorm. Overal rezen de schaakclubs uit de grond. Hij was de eerste Nederlandse probleemcomponist. Zonder leermeester en zonder theoretische scholing was hij toch de eerste werkelijke Nederlandse meester. Lang heeft dit niet geduurd, want reeds in 1889 trok hij zich uit het actieve schaakleven terug om zich aan de praktijk als arts te wijden. Toen had hij echter reeds school gemaakt. Van Lennep had de fakkel al overgenomen. En na hem kwam Olland. En na Olland kwam Euwe.  Al die tijd bestond Van Foreests schaakactiviteit uit het spelen van correspondentiepartijen. Tot in zijn hoge ouderdom bleef hij het schaakspel trouw. Zijn stijl bleef, wat het altijd geweest was, fris, taktisch en gedurfd.

 

tk/ feb 2016