door Wim Westerveld, Hans Ree en Gert Ligterink
Hij had een groot talent en een compromisloze aanvallende stijl van spelen, waarmee hij zijn tegenstanders ongenadig hard van het bord kon zetten. De schaakwereld maakte in 1963 kennis met deze achttienjarige jongeman toen hij op het nippertje naast de titel van het Nederlands jeugdkampioenschap greep. Het jaar daarop was het wel raak. Hij versloeg onder andere Hans Ree en een piepjonge Jan Timman. Een ander Rotterdams talent, John van Baarle, werd tweede.
Hoe groot zijn talent wel niet was, bleek toen hij een toernooitje speelde in het toenmalige Joegoslavië. De aanwezige Joegoslavische grootmeesters bezwoeren zijn begeleider, Henny Vijgeboom, de jongen daar achter te laten. ´Dan maken we binnen de kortste keren een grootmeester van hem´, beloofden ze. Zover kwam het niet, de school wachtte. Misschien was dat wel zo´n beslissend moment dat in ieders leven voorkomt. Aan het eerste bord van Charlois bezorgde hij zijn team twee maal het kampioenschap van Nederland. Bij de derby Rotterdam-Charlois in 1970 was ikzelf aanwezig. Ik herinner het me nog als de dag van gisteren. Onze held trad voor de tweede en laatste maal in zijn leven aan tegen Jan Timman, intussen een rijzende internationale ster. Jan werd weggespeeld.
Dat jaar deed hij mee aan het Nederlands kampioenschap. Als enige wist hij van de latere kampioen Eddy Scholl te winnen in een schitterende partij die hem de schoonheidsprijs opleverde. Verder kon hij geen potten breken. Met een score van 4,5 uit 11 eindigde hij op de 7e plaats. Schaakbulletin berichtte: `Kerkhoff zoekt in vrijwel iedere stelling naar de winnende combinatie en vindt soms hele fraaie. Praktisch gezien zet het echter minder zoden aan de dijk.` Het was toen al enige tijd duidelijk dat Leo Kerkhoff zijn grote belofte niet zou inlossen.
Net als bij mij, begon Leo´s schaakverslaving op het Caland Lyceum. Leo Kerkhoff en Henk de Kleijnen zaten een aantal jaren bij elkaar in de klas. Ze waren eigenlijk alleen maar met schaken bezig. Dat heeft ze twee jaar extra HBS-opleiding opgeleverd en de nodige geconfisceerde zakschaakspelletjes gekost. Schaken leerde Leo bij Schiebroek. Daarna verhuisde hij naar Spangen – weggelokt door Henny Vijgeboom – om zich vervolgens met diezelfde Henny Vijgeboom bij Charlois te melden.
De jeugdleiders van toen konden hem op schaaktechnisch gebied al snel niet veel meer leren. Van een gerichte jeugdtraining was destijds nog geen sprake. Ik denk dat Leo daar veel baat bij gehad zou hebben. Als Leo geleerd zou hebben praktischer met zijn talent om te gaan, dan was hij misschien wel de grootmeester geworden die de Joegoslaven destijds in hem zagen.
Toen ik begon te schaken had Leo allang en breed het Caland Lyceum verlaten om psychologie te gaan studeren. Ik herinner me dat ik zijn naam zag staan in Schakend Nederland. Prachtige miniatuurtjes leverde hij af. Hij had iets mythisch voor me: zijn achternaam met die jaloersmakende Oost-Europese uitgang, de houwdegenstijl waarmee hij gehakt maakte van sterke meesters als de Hongaar Peter Dely. En dan ook nog eens een openingsvariant die naar hem vernoemd was: de Kerkhoff-variant van het Spaans. Daar kwam bij dat Henny Vijgeboom Leo in de Triomfator, het clubblad van Charlois, portretteerde als een geniale verstrooide professor. Die altijd zijn paspoort vergat, steevast te laat kwam of doodgemoedereerd richting Breda reed als hij voor een uitwedstrijd verwacht werd in Leeuwarden.
Vierde van links Leo Kerkhoff met rechts naast hem Wim Westerveld
Halverwege de jaren zeventig moest ik mijn militaire dienstplicht vervullen. Het kwam beter uit om weer in Rotterdam te gaan schaken en zo verruilde ik mijn club Philidor Leiden voor Charlois. Daar ontmoette ik Leo en speelde ik twee seizoenen mee in het eerste van Charlois. We raakten min of meer bevriend. Een soort vriendschap die je wel vaker ziet bij schakers. We schaakten regelmatig met elkaar zonder dat we veel van elkaar wisten. Ik weet nog dat ik een hele avond bij hem thuis heb zitten vluggeren, terwijl er beneden in de huiskamer een vergadering aan de gang was. Het bleek de vergadering van een woongroep te zijn waar hij inzat. Het was één van de weinige keren dat ik een glimp van zijn privé-leven te zien kreeg. Mooie herinneringen heb ik aan die keren bij hem thuis dat we ons met John van Baarle en Jaap van den Herik voorbereidden op het doorgeefschaakkampioenschap van Nederland. Dolle pret en meestal eindigden we erg hoog de volgende dag.
In die jaren werd Cor van Wijgerden, die ook bij Charlois speelde, steeds sterker. Hij vond dat hij recht had op het eerste bord. Dat vond Leo dus niet. Zijn reactie kwam op het schaakbord. Hij won de interne competitie van 1975 met 17 uit 19 en een voorsprong van 2 punten op nummer twee, Cor van Wijgerden. Aan de concurrentie tussen die twee kwam een eind toen Leo en ik in 1976 gevraagd werden om voor het eerste van Volmac te gaan spelen. Tot grote woede van Henny Vijgeboom gingen wij op dat financieel aantrekkelijke aanbod in. Het jaar daarop werden we met Volmac I kampioen van Nederland. Daarna hebben Leo en ik vele jaren samen in de hoofdklasse gespeeld voor een Volmac-team. De eerste jaren voor Volmac I later voor Volmac II. En dat bijna 20 jaar lang tot 1996. Leo bleef zijn speelstijl en zijn openingen al die jaren trouw. Van tijd tot tijd leverde hij juweeltjes af. Altijd diep geconcentreerd achter het bord gezeten, zelden zag je hem rondwandelen. Vaak ook in verschrikkelijke tijdnood. Ik zie hem nog zitten in gedachten verzonken, om dan ineens angstig naar zijn vlaggetje te kijken, vervolgens weer even in gepeins te verzinken om er dan plotseling een paar zetten uit te gooien. Soms te laat.
Van die verstrooide professor heb ik niet veel meer gemerkt, maar hij had wel een bijzonder trekje. Bij uitwedstrijden reed ik in zijn auto met hem mee. We startten altijd vanaf station Alexander. Hij mikte het zo uit dat we een beetje te laat aankwamen. Dat vond hij prettig, zonder plichtplegingen naar het bord lopen en gelijk zetten. Het ging niet altijd goed. In dat geval moesten we met een half uur tijdsachterstand of meer beginnen. Tijd die Leo aan het eind van de partij vaak tekort kwam. Een enkele keer kwamen we te vroeg aan. Dan ging Leo doodleuk nog een blokje ommaken om er maar voor te zorgen dat we te laat kwamen.
De autoritten waren altijd bijzonder plezierig. Vaak reed Gert Timmerman mee. We hadden het over van alles, maar meestal ging het toch over schaken. Wat me nog het meest is opgevallen bij Leo was zijn gelijkmatige humeur, of hij nu verloren of gewonnen had. Een bijzonder aardig mens. Tim Krabbé mailde me dat hij Leo erg graag had gemogen. Ik denk dat veel mensen zo over hem dachten. Vijanden had hij niet bij mijn weten. In 1996 ben ik bij Rotterdam weggegaan. Leo bleef. Hij speelde niet zoveel meer. De keren dat ik hem nog tegenkwam vertelde hij me enthousiast over zijn bridgevorderingen. Schaken was op het tweede plan gekomen.
De laatste jaren ben ik Leo niet meer tegen het lijf gelopen. Zoals dat dan gaat ga je er onbewust vanuit dat het goed met hem gaat. Het bericht van zijn overlijden kwam dan ook als een grote schok. Na een lijdensweg van twee jaar is Leo Kerkhoff in 2007 gestorven. Dat uitgerekend hem een uitzichtloze verdediging moest overkomen. De Kerkhoff-variant heeft zijn naamgever verloren. Maar zijn partijen blijven bestaan.
Wim Westerveld , tekst en foto’s
Leo Kerkhoff is dood
door Hans Ree gepubliceerd op de NRC-site
Het was een harde schok toen ik las dat Leo Kerkhoff op woensdag 28 maart 2010 was overleden, 62 jaar oud. Hij was op een paar maanden na even oud als ik. We speelden in een jeugdkampioenschap van Nederland tegen elkaar, later kwamen we elkaar natuurlijk nog vaak tegen, want de Nederlandse schaakwereld is klein, en we speelden ook nog een aantal jaren voor dezelfde club, die toen Volmac Rotterdam heette en nu weer gewoon Rotterdam. Hij was niet alleen een sterk schaker, maar ook een aardige en vrolijke man.
Net als ik had hij Leo de afgelopen jaren niet gezien, en hij schrijft dat je er dan onbewust van uit gaat dat het wel goed met die ander zal gaan. Dat dacht ik ook, als ik er al aan dacht. We vergisten ons, want hij was al twee jaar ziek.
Allerlei herinneringen kwamen op. Dat jeugdkampioenschap van 1964 waarin we tegen elkaar speelden. Leo Kerkhoff werd toen Nederlands kampioen. In de database wordt het een kampioenschap voor spelers onder de 18 genoemd, maar dat kan niet kloppen, want we waren toen allebei 19 jaar en een Nederlands kampioenschap voor schakers onder de 18 bestond toen helemaal niet.
Het was in Rotterdam en de jonge schakers uit andere steden waren ondergebracht in een jeugdherberg waar ze ’s avonds moesten afwassen en schoonmaken. Over de doden niets dan goeds, maar het moet me toch van het hart dat de Rotterdammer Leo Kerkhoff zwaar in het voordeel was. Is het denkbaar dat jonge schakers nu even inschikkelijk zouden zijn en tijdens een belangrijk toernooi dezelfde huishoudelijke taken zouden vervullen? Ik hoop van harte van niet.
Toen ik las over dat jeugdkampioenschap herinnerde ik me ook weer dat ik tegen Leo Kerkhoff de opening verschrikkelijk mishandeld had, al wist ik niet meer precies hoe, en inderdaad, toen ik het nu weer eens naspeelde zag ik dat het heel erg was geweest. Het is tegenwoordig ondenkbaar dat een sterke speler van 19 jaar vergelijkbaar geknoei zou laten zien.
Kerkhoff was een schaker van het soort dat vroeger een houwdegen werd genoemd. Altijd zo vroeg mogelijk in de aanval, en materiaalverlies telt dan niet. Lees meer ….
Leo
door Gert Ligterink gepubliceerd op de Tata Steel Chess- site
De dood van Leo Kerkhoff raakte mij dieper dan ik had verwacht. Zijn leven kende ik immers nauwelijks. Ik wist dat hij klinisch psycholoog was en dat zijn belangstelling voor de aangename zaken in het leven zich niet beperkte tot het schaakspel. `Leo is een levensgenieter’, placht Henny Vijgeboom te zeggen en die kon het weten. Hij was er zijn leven lang bij als Kerkhoff een competitiepartij speelde voor Charlois of Volmac/Rotterdam.
Die brede belangstelling heeft wellicht een grotere schaakcarrière in de weg gezeten. In 1964 werd Kerkhoff jeugdkampioen van Nederland vóór Timman en Ree, twee spelers die toen al een mooie toekomst was voorspeld. Het veelbelovende succes kreeg niet het passende vervolg. Het bleef bij één deelname aan het NK en twee optredens in de meestergroep van het IBM-toernooi. Tot mijn verbazing zag ik dat Leo nooit in een invitatiegroep van het Hoogovenstoernooi heeft gespeeld
Het is misschien vreemd om pas bij iemands dood te vertellen over de stille bewondering die je voor hem hebt gehad. Die ontstond in 1966 tijdens een intens beleefde schaakvakantie in Amsterdam, waar ik voor het eerst in mijn leven meedeed aan een grote mensenwedstrijd in groep D2 van het IBM-toernooi.
Maar D2 was bijzaak. Het ging om de hoofdgroep, waarin Michail Botwinnik de ene geweldige partij na de andere won. Elke middag was ik om twee uur aanwezig in kerkgebouw De Ark om niets te missen van het spel van de reus. Alleen zijn partij telde. Toen hij na zes ronden zes punten had, hoopte ik vurig dat hij negen uit negen zou halen.
Maar de zevende ronde was anders. Voor het eerst werd elders in de zaal een partij gespeeld die meer aandacht trok dan die van Botwinnik. In de meestergroep nog wel, dat indertijd zo merkwaardige aanhangsel, waarin versleten spelers als Hans Müller als kanonnenvoer dienden voor de Nederlandse jagers op een meesterresultaat.
Op die bijzondere dinsdagmiddag speelde Kerkhoff tegen de Oostenrijker Dückstein een partij die ons kijkers in vervoering bracht. Na een bijzondere openingsvariant, die ik nooit eerder had gezien, strooide hij met offers om ten slotte in een elegante slotaanval Dücksteins koning te vangen. Toen de partij was afgelopen, zag ik het echte schakersgeluk. Met een prachtige glimlach speelde Leo de zetten voor aan ieder die erom vroeg. Lees meer …